In een poging om het slapend geld op spaardeposito’s te laten investeren in bedrijven werd een vrijstelling roerende voorheffing voorzien op de eerste schijf van 800,00 € aan ontvangen dividenden. Deze vrijstelling werd niet automatisch toegepast bij de uitkering van het dividend in 2019, maar moet je nu aanvragen in je aangifte personenbelasting.

De vrijstelling is van toepassing op alle dividenden van aandelen of winstbewijzen, ongeacht of het om inkomsten van binnen- of buitenlandse oorsprong gaat. Dus alle periodieke dividenden komen in aanmerking, met uitzondering van o.a. dividenden van fondsen, of dividenden toegekend door juridische constructies onderworpen aan de kaaimantaks. Ook interesten op je rekening courant, die fiscaal geherkwalificeerd werden als een dividend, komen niet in aanmerking. De dividenden uit je eigen vennootschap komen wel in aanmerking.

In tegenstelling tot andere vergelijkbare vrijstellingen wordt deze nieuwe maatregel niet toegepast bij de inhouding van de roerende voorheffing, maar moet ze worden aangevraagd in de aangifte personenbelasting. Wanneer je in 2019 dividenden van aandelen hebt ontvangen die tegen verschillende tarieven roerende voorheffing zijn belast, mag je zelf beslissen voor welke inkomsten je deze vrijstelling wenst te krijgen.

Je vraagt de vrijstelling aan door in je aangifte personenbelasting in vak VII, code 1437 of 2437 (partner), de roerende voorheffing van de vrijgestelde dividenden te vermelden. Het bedrag aan ontvangen dividend moet je niet vermelden in je aangifte. De vrijstelling van 800,00 € dividend geldt per partner. Je kan dus per partner telkens maximaal 240,00 € terugvorderen (30% op 800,00 €).

Voor inkomstenjaar 2020 wordt deze vrijstelling opgetrokken naar 812,00 € (= maximaal 243,60 € roerende voorheffing terug te vragen).

Wordt je aangifte ingevuld door een boekhouder of fiscalist, vergeet dan zeker niet hem/haar attent te maken op de dividenden die je tijdens 2019 ontving.