Om in aanmerking te komen voor het laagste tarief vennootschapsbelasting (20% op de eerste schijf van 100.000 € fiscale winst) moet een vennootschap ten minste een bezoldiging van 45.000 €/jaar uitkeren aan één van haar bedrijfsleiders.  Voor vennootschappen met een beperkte winst is een overgangsregeling voorzien.

Om dit verlaagd tarief te kunnen genieten moet de vennootschap voldoen aan 4 voorwaarden : kwalificeren als een “kleine vennootschap” (de jaarrekening wordt opgesteld volgens het verkort schema of micromodel), mag de waarde van de aandelen die de vennootschap in eigendom heeft niet meer bedragen dan 50% van het eigen vermogen en moeten de aandelen van de vennootschap zelf voor minstens 50% in handen zijn van natuurlijke personen.  En moet er dus ook een minimum bezoldiging worden uitgekeerd aan minstens één bestuurder.

Daar de drie eerste voorwaarden vaak geen probleem vormen, is het dan ook erg belangrijk een aangepaste bezoldiging te nemen om optimalisatie mogelijk te maken.  Neem je een te lage bezoldiging verlies je immers het voordeel van het verlaagde tarief vennootschapsbelasting.  Neem je een te hoge bezoldiging dan betaal je misschien teveel personenbelasting en sociale bijdragen.

Samengevat kan het verlaagde tarief van toepassing zijn voor zover er binnen de vennootschap ten laste van het boekjaar aan ten minste één bedrijfsleider een bezoldiging wordt toegekend die hoger is of gelijk aan 45.000 € of (bij lagere winst) gelijk aan het belastbaar (fiscaal) inkomen van de vennootschap.

Voorbeelden
1) Hoogste Bezolding : 45.000 €     Fiscale Winst 95.000 €    Verlaagd tarief : Ja
2) Hoogste Bezolding : 45.000 €     Fiscale Winst 40.000 €    Verlaagd tarief : Ja
3) Hoogste Bezolding : 20.000 €     Fiscale Winst 16.000 €    Verlaagd tarief : Ja
4) Hoogste Bezolding : 20.000 €     Fiscale Winst 21.000 €    Verlaagd tarief : Nee
5) Hoogste Bezolding :           0 €     Fiscale Winst 15.000 €    Verlaagd tarief : Nee

Deze regeling geeft dus aanleiding tot cijferwerk indien de (fiscale) winst van de vennootschap minder dan 45.000 € bedraagt.  Om te berekenen hoe hoog de minimale bezoldiging moet zijn, kan men vertrekken vanuit het fiscaal resultaat voor aftrek van die bezoldiging.  Door dat resultaat te delen door twee bekom je het bedrag dat als bezoldiging moet worden toegepast.  De drang naar optimalisatie kan echter een ongewenst effect hebben : bij een belastingcontrole zal de fiscus deze maatregel immers toetsen op basis van de winst na onderzoek van de aangifte.  Indien in de overgangsregeling wordt geopteerd de bezoldiging gelijk te trekken met de fiscale winst van het boekjaar, dan zal elke verhoging van deze winst (bv. door naar aanleiding van een fiscale controle een kost te verwerpen), hoe klein ook, tot gevolg hebben dat de vennootschap het verlaagd tarief verliest.  Voorzichtigheid is dan ook geboden bij het bepalen van de wedde bedrijfsleider.

We spreken steeds van de “fiscale” winst : deze komt meestal niet overeen met de winst zoals je ze terugvindt in de resultatenrekening ontvangen van je boekhouder.  Voor het bekomen van de fiscale winst wordt de boekhoudkundige winst bv. nog verhoogd met de verworpen uitgaven.  Je fiscale winst zal meestal meer bedragen dan je boekhoudkundige.  Je ideale wedde wordt bij voorkeur dan ook bepaald in samenspraak met je boekhouder.

Het begrip bezoldiging : de administratieve commentaar spreekt over een bruto bezoldiging voor aftrek van sociale lasten. Worden dus oa als bezoldiging aangemerkt volgens deze bepaling :

  • alle vaste of veranderlijke bezoldigingen;
  • voordelen van alle aard (wagen, door de vennootschap ten laste genomen sociale bijdragen, enz);
  • tantièmes die door de vennootschap worden toegestaan en ten laste worden gelegd van het betrokken boekjaar;
  • vergoedingen uitgekeerd naar aanleiding van de stopzetting mandaat bedrijfsleider;
  • geherkwalificeerde huurinkomsten;
  • alle bestanddelen die vanuit fiscaal oogpunt een bezoldiging vormen.

Opgelet, bv. de baten die een vrije beroeper ontvangt uit de vennootschap, naast zijn bezoldiging als bedrijfsleider, toegekende auteursrechten, commissielonen, terugbetaalde kosten,… komen niet in aanmerking als “bezoldiging”.

De vergoeding moet worden toegekend aan een bedrijfsleider, die een natuurlijk persoon is.  Een bedrijfsleidersvergoeding aan de zaakvoerder “vennootschap” komt dus niet in aanmerking.  Het WIB bepaalt immers dat een bedrijfsleider “een natuurlijk persoon is die in de vennootschap een werkzaamheid of leidende functie van dagelijks bestuur, van commerciële, technische of financiële aard uitoefent buiten een arbeidsovereenkomst”.

De duur van het boekjaar heeft geen effect op deze maatregel.  Er mag geen proportionele aanpassing gebeuren indien het boekjaar geen 12 maanden bedraagt.

Deze maatregel is niet van toepassing op starters (de eerste 4 boekjaren van kleine vennootschappen).  Zij hoeven geen minimum bezoldiging op te nemen om toch in aanmerking te komen te komen voor het verlaagd tarief.  Opgelet, wanneer de activiteit van de starter de voortzetting betreft van een werkzaamheid die voorheen werd uitgeoefend door een natuurlijk persoon of rechtspersoon, is deze vrijstelling voor starters niet van toepassing.  In dit geval telt als startdatum immers de eerste inschrijving in de Kbo van de eenmanszaak of vorige rechtspersoon en moet de starter bijgevolg sneller de minimum bezoldiging opnemen om het verlaagde tarief te kunnen blijven genieten.